De bovenloop kraan Elektrische componenten bestaan uit het hoofdhijscircuit, het circuit voor de betaalhijs, het loopkatcircuit en het grote kraancircuit.
Drie-fase vierdraads wisselstroom, AC380V, 50HZ. De gehele machine kan worden voorzien van een veiligheidsslipdraad.
Voor de bediening, besturing en bediening van elk kraanmechanisme zijn de volgende methoden beschikbaar:
1.Grondbedieningsmodus: de kraan wordt bediend via de knoppen op de grondhanddeur.
2.Bedieningsmethode via afstandsbediening op de grond: de kraan wordt bediend via de afstandsbedieningszender (type rocker) op de grond en het ontvangstapparaat dat op de schakelkast is geïnstalleerd.
Het principe van kraanbesturing maakt gebruik van het volgende besturingsprincipe:
1. Hefmechanisme: Gebruik de directe startmethode van de tweesnelheidsmotorcontactor.
2. Werkingsmechanisme: Gebruik een frequentieomzettingssnelheidsregelmethode.
Het elektrische circuit van de kraan bestaat uit het besturingscircuit en het hoofdcircuit.
Aangesloten op het regelcircuit zijn:
1. Apparaat in het bestuurderscabineplatform (indien aanwezig) deurveiligheidsschakelaar, alleen wanneer de deurschakelaar volledig is ingeschakeld, ter voorbereiding op kraanwerkzaamheden.
2. Grote en kleine auto-eindschakelaar: wanneer de grootte van de auto die bijna aan het einde van de baan rijdt, afneemt, wordt de snelheid van de auto kleiner. Wanneer de eindpositie van beide uiteinden is bereikt, gaan de normaal gesloten contacten van de overeenkomstige grootte van de auto-eindschakelaar onmiddellijk open, zodat de auto die in deze rijrichting stopt, alleen in de tegenovergestelde richting kan rijden en zo een beschermende rol vervult.
3. De omvormer wordt gebruikt om de motor te beschermen tegen overbelasting en overstroom. Wanneer de motorstroom de kalibratiewaarde van de omvormer overschrijdt, slaat de omvormer uit. De omvormer stopt met draaien en geeft een alarm en meldt een fout. Pas wanneer de fout is verholpen, kan de machine weer werken.
4. De noodstop is alleen bedoeld om de hoofdstroomvoorziening uit te schakelen wanneer de bestuurder in een noodsituatie verkeert.
5. Stopknop voor normaal stoppen.
6. De deurschakelaar (indien aanwezig) is verbonden met het hoofdschakelaarcircuit ter beveiliging tegen vergrendeling. Wanneer een van de schakelaars wordt geopend, wordt het hoofdschakelaarcircuit losgekoppeld.
7. Het overbelastingscontact van de overbelastingsbegrenzer is verbonden met het totale contactorcircuit ter bescherming wanneer de lift overbelast is.
8. De hefhoogtebegrenzer dient ter bescherming tegen hefhoogtes wanneer de haak de boven- en ondergrens bereikt.